Deze ochtend vertrekken we richting Solo wat ook wel Surakarta heet. Het Prambanan is het grootste Hindoe-Javaanse tempelcomplex in Indonesië. Prambanan betekent: “veel priesters”. In de reliëfs worden ze afgebeeld met een lange baard. Het Prambanan ligt op ongeveer 18 km ten oosten van Jogjakarta, aan de weg naar Solo. De belangrijkste van deze tempels is de Lara Jonggrang, vaak ten onrechte aangeduid als “het Prambanan”.
De tempels zijn ongeveer 850 n.Chr. gebouwd door onder anderen Rakai Pikatan, een Shivaïtische koning uit de tweede Mataram-dynastie. Het bestaat als een soort lego uit losse stenen met mes en groef. Korte tijd nadat het complex was voltooid, werd het verlaten en begon het te vervallen.
Pas vanaf 1893 werd het plateau van het middencomplex weer uitgegraven. De reconstructie van het complex begon in 1918 en is nog steeds niet gereed. De renovatie van het hoofdgebouw werd pas in 1953 voltooid, omdat het bijna onmogelijk is de originele stenen terug te vinden: vaak zijn ze ontvreemd en hergebruikt op verafgelegen plaatsen. De ontbrekende stenen mogen niet nagemaakt worden dus wordt er een z.g. dummy van beton met loodstempel geplaatst.
Bij de aardbeving op Midden-Java in 2006 is het herbouwde Prambanan-complex opnieuw ernstig beschadigd geraakt. Na deze aardbeving is het complex een tijd gedeeltelijk gesloten geweest voor het publiek. Inmiddels is het grootste gedeelte van het tempelcomplex weer hersteld en opengesteld voor publiek.
Het complex heeft drie hoofdtempels (Trisakti, “drie heilige plaatsen”), waarvan de grootste 47 meter hoog is en gewijd is aan Shiva. Ten zuiden van deze tempel staat de tempel gewijd aan Brahma, ten noorden die gewijd aan Vishnoe. Tegenover deze drie hoofdtempels liggen drie kleinere, waarvan de middelste is gewijd aan Shiva’s stier Nandi, de andere twee voor respectievelijk Brahma’s rijdier, de gans Angsa (Indonesisch voor “gans”) en Vishnu’s adelaar Garoeda, Indonesië’s nationale symbool.
Samen met aan beide zijkanten nog twee kleinere tempels vormen voornoemde zes tempelgebouwen (candi, “tempel”, genoemd) een centraal vierkant plein met zijdes van zo’n 110 meter. Op een iets lager liggend omringend plein liggen de ruïnes van nog eens 224 heiligdommetjes (pewara), die elk zo’n 14 meter hoog geweest moeten zijn. Zoals eerder vermeld, zijn slechts enkele ervan tot nu toe herbouwd. Hieromheen ligt een nog groter plein, weer iets lager gelegen, met zijdes van 390 meter. Door deze kleine hoogteverschillen vormt het Prambanancomplex een soort “getrapte piramide”.
Het hoofdgebouw (de “Shiva-tempel”) in het centrum is omringd door een reling met vier toegangspoorten. Aan de buitenkant van deze reling vindt men reliëfs met konijnen, herten, rammen, pauwen, apen en ganzen, elke keer gegroepeerd aan beide zijden van de Boom des Levens (dit noemt men het “Prambanan-motief”). De binnenkant van de reling heeft reliëfs met scènes uit het Ramayana-epos. Hier wordt verhaald hoe Sita, Rama’s geliefde vrouw, wordt ontvoerd en hoe Hanuman, heer van de apen, haar weer bevrijdt met behulp van zijn apenleger.
Bij binnenkomst van de Shiva-tempel komt men in de hoofdkamer, waar zich een groot beeld van de vierarmige Shiva bevindt.
In drie andere kamertjes staan beelden van Ganesha (met olifantshoofd, de zoon van Shiva), Agastya (symboliseert Shiva als leraar) en Durga (die de duivelse stier versloeg en Shiva’s grootste steun was).
Durga nam een belangrijke plaats in in Hindoeïstisch-Javaanse beeldhouwkunst en het complex is ook naar hem genoemd: Durga wordt in de volksmond ook wel Lara Jonggrang (“slanke maagd”) genoemd. De reliëfs van de Shiva-tempel worden voortgezet op de Brahma-tempel. Op de Vishnu-tempel vindt men Krishna, de held uit het andere befaamde Hindoe-epos, Mahabharata.
Bij de ticket is ook nog een ritje met een treintje naar een archeologische site Ratu Boko 3 km verder op. We moeten wachten tot er 10 mensen zijn dan vertrekt het treintje. De site is gigantisch en eigenlijk ligt er nog voor tientallen jaren aan werk.
Onder de indruk van deze historische site vertrekken we uiteindelijk richting Surakarta. Surakarta, de tweede sultanstad van Centraal-Java is kleiner, niet zo dynamisch maar schoner dan Yogyakarta. De grootste attracties zijn paleizen en musea, de schaduwrijke straten, een rijk cultureel leven en de bloeiende batikindustrie.
Bovendien ligt de stad in een mooie omgeving, waar u prachtige wandelingen kunt maken naar tempels en watervallen. Surakarta, ook bekend onder zijn oorspronkelijke naam Solo, is in 1745 door Pakubuwono II gesticht. Deze sultan was eerst door de Nederlanders afgezet en vervolgens weer op de troon geplaatst. Zijn zoon was echter een zwak heerser, wat ertoe leidde dat het koninkrijk uiteenviel. Toch was dit een tijd waarin de kunst bloeide. Ook nu nog heeft Solo twee academies voor uitvoerende kunst en wordt de sultan door de bewoners vereerd.
Surakarta is, anders dan Yogya, voor haar inkomsten niet louter aangewezen op het toerisme. Vanouds speelt de batikindustrie er een belangrijke rol. In Solo gaat het dan niet om ambachtelijk gemaakte sarongs, maar om honderdduizenden in fabrieken gemaakte overhemden of tafelkleden.
Kraton Hasiningrat is het paleis dat in 1745 werd gebouwd door de oudste tak van de vorstenfamilie. Omdat de hoofdpoort alleen voor ceremonieën wordt gebruikt, komen we het paleis binnen door een kleine poort.
De ruimte daarachter wordt beheerst door een tweetal pendopo, waar concerten worden gegeven. Opvallend aan het paleis is de achthoekige toren met het geraffineerde gebogen dak. Wij hebben een gids die perfect Nederlands spreekt en als wij daarover onze bewondering uitspreken geeft hij aan dat hij rechten gestudeerd heeft en dat het Indonesische recht gebaseerd is op het nederlandse recht en dat zelfs de wetteksten uit het Nederlands burgerlijk wetboek in Indonesië gelden. Hij heeft twee jaar Nederlands moeten leren om zijn rechten studie te voltooien.
Het meest interessante wat de Traveler te zien kreeg, was een kuisheidsgordel voor de sultan, die als hij op reis ging dat ding over zijn jongeheer schoof en de sleutel moest afgeven aan zijn eerste vrouw. Het apparaat, in goud uitgevoerd, zat vol met imposante stekels waardoor de lust tot sex onmiddellijk verdampte. Helaas mogen we het niet fotograferen …..
Tevens had de eerste vrouw een kuisheidsgordel om als de sultan op reis was, waarvan de sleutel bij de sultan verbleef.
Een en ander ter bewaking van de bloedlijn.
Na al dit moois steken we het plein met de heilige waringin over en bezoeken de antiek markt.
Ondanks dat er een allemachtige hoeveelheid snuisterijen geëtaleerd wordt vinden we toch niet echt iets van onze gading, ook heeft de Traveler in zijn achterhoofd het idee dat dit wel eens spulletjes van mensen is geweest die na de onafhankelijkheid Indonesië moesten verlaten met achterlating van huis en haard.
De Traveler zijn maag knort en we gaan eten bij een leuk Indisch eethuis Omah Sinten, alwaar we heerlijk eten voorgeschoteld krijgen.
Met een voldaan gevoel nemen we afscheid en gaan naar het hotel, een prachtig koloniaal huis. Snel maken we kwartier en genieten van de afternoon tea.
Om daarna gelijk via de achteruitgang de batik wijk in te duiken. We sampelen wat toko’s maar er is niet echt iets wat tot de verbeelding speelt.
Aangezien de hoed van de Wormholetraveler niet meer goed past, omdat zijn haar in dit groeizame weer behoorlijk gegroeid is, moeten we op jacht naar een kapper. De receptie van het hotel weet een kapper in de buurt en we besluiten daar heen te lopen. Halverwege weet Marina na uitgebreide onderhandelingen een becak te organiseren die ons naar de kapper brengt, op ons wacht, en weer terug brengt naar het hotel.
Gewapend met de gebaren- en talenkennis van Moeder Jachthaven, wordt er aangegeven hoe het kapsel van de Traveler er uit dient te zien. Bijna dreigt het fout te gaan en krijgt de Traveler een locale styling . Gelukkig door kordaat ingrijpen weet Marina erger te voorkomen.
Met een tropische coup keert de Traveler terug naar het hotel, we besluiten in het hotel te blijven en in het restaurant te dineren. Morgen verkennen we de omgeving van Solo.